home




Laatst gewijzigd 07 nov 2020

Een schaduw over de mensheid

Het verhaal van onze ouders.

Betty
Betty in 1992, bij de onthulling van een
standbeeld van Johannes Post op het terrein
van de Johannes Post kazerne te Havelte (Dr).

Betty Trompetter, een bijzondere vrouw

Betty is op 27 februari 1917 in Hoogeveen geboren als Betsij Henriette, kind van haar Joodse ouders David Joel en Rosalie Trompetter-Van Wijnbergen. In dit regionale centrum in de provincie Drenthe had haar vader een kleermakerij in de Schutstraat en een winkel in de Hoofdstraat en was een succesvolle zakenman. Helaas, zijn succes mocht niet worden voortgezet. Toen de Duitsers Nederland bezetten werd al het Joods bezit geconfisceerd. In het begin van oktober 1942, werden Betty's ouders en beide broers opgepakt in Hoogeveen. Zij en later ook haar enige zus werden na een verblijf in Westerbork gedeporteerd naar Oost-Europese concentratiekampen. Betty woonde toentertijd in Amsterdam, waar ze als kindermeisje werkte. Via een Duitse kennis kon Betty onderduiken, allereerst in Ugchelen in een pension waar ze haar toekomstige echtgenoot Albert van der Harst ontmoette. Via diezelfde Duitse vrouw kwam ze in contact met verzetsman Johannes Post, die haar overhaalde om in Rijnsburg onder te duiken. Ze besloot koerierster voor de eveneens uit Drenthe afkomstige Johannes Post te worden. In die tijd kreeg ze de schuilnaam Tineke van der Laan op basis van gegevens uit het bevolkingsregister van Oud-Beijerland. Als koerierster smokkelde ze per trein vervalste identificatiebewijzen en wapens door het hele land. Als lid van de verzetsgroep van Johannes Post was ze betrokken bij de overval op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam op 15 juli 1944 (zie: wikipedia ), een poging om medeverzetsstrijders te bevrijden. De operatie faalde door verraad. De meeste verzetsstrijders werden gevangen genomen. De sleutelfiguren waaronder Johannes Post werden kort daarna gefusilleerd, Betty werd achtereenvolgens naar de concentratiekampen Vught, Ravensbrück en Dachau gestuurd, als politiek gevangene - haar Joodse afkomst bleef geheim. Ze heeft de gruwelen van de kampen overleefd en is kort na de oorlog met Albert getrouwd. Van haar familie heeft enkel haar zuster Henny de kampen overleefd.
Ondanks het leed dat haar gedurende de oorlogsjaren is aangedaan had Betty het vertrouwen in de mensheid niet verloren. In tegendeel, na de oorlog reisde ze stad en land af om haar contacten met vrienden en kennissen te onderhouden. Ze bleef een warme persoonlijkheid en had tot aan haar dood een optimistische kijk op het leven.
In Coevorden is een straat naar haar vernoemd.


Ria van Geest, een zorgzame moeder

Ria van Geest is in 1928 in Delft geboren als dochter van Maria Wijnants en Gerrit van Geest. In dit arbeidersgezin groeide ze samen op met twee stiefbroers, één stiefzus en één jongere broer - haar ouders waren als weduwe en weduwnaar hertrouwd.
In haar tienerjaren werd ze geconfronteerd met de oorlog:
- in de eerste dagen waren de gevechten om het vliegveld Ypenburg erg dichtbij
- haar stiefbroers konden niet ontkomen aan de "Arbeitseinsatz" in Duitse fabrieken
- in de oorlogswinter reisde haar vader stad en land af op zoek naar eten.
In de jaren na de oorlog besloot ze als secretaresse te gaan werken voor de KLM.
Op 27 augustus 1953 trouwde ze met de architect Wim van den Bos en moest tengevolge daarvan stoppen met werken (in die tijd gold voor veel beroepen dat een vrouw ontslagen werd als ze ging trouwen). Ze betreurde dit want ze verloor hierdoor vele vrienden.


Ria en Wim met hun ouders, in 1953, kort na hun huwelijk.
Uit het huwelijk werden twee zonen geboren, Frank en Hans, die ze met liefde opvoedde.
Ria had een warme persoonlijkheid, haar gezin stond altijd voorop. Toen haar zonen de deur uit waren, ging ze weer parttime werken. Op oudere leeftijd nam ze de zorg op zich voor een hulpbehoevende buurvrouw.
Persoonlijk heeft ze me geholpen een aantal cruciale beslissingen te nemen gedurende een donkere periode in mijn leven. Stuk voor stuk hebben die allemaal goed uitgepakt.
Een hersenbloeding maakte een plotseling eind aan haar leven, na ruim een week in coma te hebben geleden overleed ze één dag voor de viering van haar 50-jarig huwelijk.


Wim van den Bos, een begaafd architect

Wim van den Bos werd geboren in 1926 aan de Beestenmarkt in Delft als zoon van Elisabeth Knip en Willem Johannes van den Bos. Hij was het jongste kind uit een gezin met vier kinderen en had twee zusters en één broer.
Gedurende de oorlog dook hij onder op een boerderij van familie, in Groningen. Kort na de oorlog rondde hij de MULO af en mocht gaan studeren aan de school voor Hoger Bouwkundig Onderwijs in Amsterdam, een kunstzinnige opleiding voor architect. Onder andere Gerrit Rietveld en Karel Appel gaven daar les.
In het begin van de jaren vijftig rondde hij zijn studie af en kon aan de slag bij het architectenbureau van Romke de Vries in Den Haag. Hij was vooral betrokken bij het ontwerp van grote kantoren in Rijswijk, Den Haag, Rotterdam en bij enkele nieuwbouwprojecten voor huizen in het gehele land.
In de tussentijd had hij kennisgemaakt met Ria van Geest. Ze ontmoetten elkaar bij de tramhalte, vanwaar Ria naar haar werk ging voor de KLM in Den Haag en waar Wim voor zijn werk in Den Haag ook gebruik van maakte.
Ze vestigden zich in Rijswijk op de Acacialaan 37. Eind jaren zestig begon hij voor zichzelf, de familie verhuisde naar Mauritslaan 36, een veel groter huis. De bovenste verdieping werd ingericht voor zijn werk. Later zijn we naar Rotterdamseweg 16 verhuisd, een nog groter huis, waar ruimte was voor een tweede architect. Zijn meeste opdrachten bestonden uit renovaties van huizen van particulieren en winkels, meestal in de nabijheid van Rijswijk.
Na zijn pensionering verhuisden Ria en Wim naar Voorburg, hij begon met schilderen en was een actief lid van een vereniging voor amateurarcheologen. Na het overlijden van Ria begon hij aan een nieuwe relatie. In de eerste dagen van 2014 overleed hij door toepassing van euthanasie, nadat zijn gezondheid ernstig en onomkeerbeer was aangetast.




Betty en Albert bij hun trouwen, in 1945.
Schuin achter Albert staat zijn zus, Elisabeth, die op dezelfde dag trouwde.

Albert van der Harst, een liefdevolle echtgenoot

Albert Henry werd geboren in 1916, midden in de Eerste Wereldoorlog, maar daar was in Nederland niet zoveel van te merken. Zijn moeder Mary Stevens, was Engelse, zijn vader, Dominicus Petrus, Nederlands, ze woonden in Den Haag, waar zijn vader werkte in de hotelbranche.
In 1921 kreeg Albert een zus, Elisabeth. Thuis werd Engels gesproken, maar de kinderen gingen gewoon naar een Nederlandse school, dus groeiden tweetalig op. Kort na de geboorten van de kinderen verhuisde het gezin naar de Lindelaan in Rijswijk. Albert ging naar de Ottoburgschool, net als zijn latere dochter Henny en schoonzoon Hans.
In de Tweede Wereldoorlog dook hij onder na de oproep voor de Arbeitseinsatz. Hij kwam terecht in een pension in Ugchelen en ontmoette daar zijn latere vrouw Betty Trompetter. Omdat het onderduikadres onveilig was, verhuisde Betty naar een onderduikadres in Rijnsburg, Albert ging terug naar huis waar hij zich schuilhield.
Toen Betty in 1945 uit Dachau terug naar Nederland kwam, ging ze meteen naar Albert's ouderlijk huis. Daar werd ze vol liefde door Albert ontvangen, ze trouwden en kregen snel een huis toegewezen in de Ieplaan. Albert werd boekhouder bij het Nationaal Spaarfonds en heeft daar zijn hele leven gewerkt. Daarnaast was hij een fanatiek tennisser en hobby-fotograaf. Op latere leeftijd kreeg hij last van zijn knieën, ze verhuisden naar de Belvédèreflat, een serviceflat voor ouderen. Samen hebben ze hier nog een hele leuke tijd beleefd, met veel sociale activiteiten. Toen Betty een spierziekte kreeg, heeft hij haar jarenlang verzorgd, haar overlijden, in 2003, heeft hij nooit kunnen verwerken. In 2008 verhuisde hij naar verzorgingstehuis Westhoff, alwaar hij op de drempel van 2015 overleed.



Joel en Bram
Joël en Bram kort voor de oorlog

Over het lot van David Joël, Roselina, Joël en Bram Trompetter

Het toenmalige in Hoogeveen woonachtige gezin Trompetter - Bram, Joël, Roselina en David Joël - werd daar gearresteerd in de nacht van 2 op 3 oktober 1942. Met circa 160 andere Joodse Hoogeveners werden ze naar kamp Westerbork overgebracht. Bijna een maand na hun aankomst in Westerbork werden zij met de trein, in goederen- en veewagons, doorgestuurd naar Nazi-Duitsland, ze maakten deel uit van "transport 33", dat op 2 november 1942 vertrok. Op 5 november bereikte de trein Cosel (80 km ten westen van Auschwitz) en moesten de mannen tussen de ca 16 en ca 50 jaar uitstappen, onder hen Bram (15 jaar) en Joël (20 jaar), alle anderen werden doorgestuurd naar Auschwitz en daar bijna allemaal vrijwel onmiddellijk vergast, onder hen Roselina en David Joël.
Op basis van gegevens van het Rode Kruis kunnen we concluderen dat Bram en Joël van Cosel naar werkkamp St.Annaberg werden gedeporteerd en vandaar waarschijnlijk door naar een werkkamp in Gleiwitz waar zij medio november 1942 aankwamen. Eind maart 1943 werden ze uiteindelijk doorgestuurd naar werkkamp Blechhammer. Van Joël weten we niet meer dan dat hij na 15 maanden onder onmenselijke omstandigheden dwangarbeid te hebben verricht op ca 17 maart 1944 in de buurt van Auschwitz is overleden (vermoedelijk in Blechhammer, maar het kan zijn dat hij kort daarvoor naar Auschwitz is doorgestuurd). - Rond die tijd werd het kamp een sub-kamp van Auschwitz, Auschwitz IV, de organisatie van het kamp werd vanaf dat moment op dezelfde manier gevoerd als Auschwitz waarmee de leiding in handen kwam van de SS.
Als overlijdensdatum van Bram is door het Rode Kruis de datum van 21 januari 1945 opgegeven, dit is na ca 27 maanden dwangarbeid en tevens de begindatum van de dodenmars vanuit Blechhammer naar Gross-Rosen. In de vrieskou en door de sneeuw werden de gevangenen gedwongen in 7 dagen naar het zo'n 200 km westelijker gelegen kamp Gross-Rosen te lopen (zie: Blechhammer). Gevangenen die niet mee konden komen, of die een vluchtpoging waagden werden met een nekschot door SS-ers vermoord...
Er is een bijzonder indrukwekkend boek uitgegeven over de belevenissen van een 16 jarige Joodse Antwerpenaar (Bram was 15 jaar toen hij werd gearresteerd) die min of meer dezelfde ontberingen onderging en overleefde, en dat zich grotendeels afspeelt in kamp Blechhammer:
Overleven, relaas van een zestienjarige Joodse Antwerpenaar
Door Israel J. Rosengarten


IN MEMORIAM

In concentratiekampen zijn 143 mensen omgekomen die de achternaam TROMPETTER voerden (van zichzelf of aangetrouwd).
Van hen zijn er in ieder geval 43 verwant. Hieronder volgen hun namen, gevolgd door de naam van het concentratiekamp waar ze zijn vermoord.


David Alexander Trompetter, te Auschwitz
Johanna Trompetter-Lam, te Auschwitz
Helena Mol-Trompetter, te Auschwitz
Rosetta Pinheiro-Trompetter, te Auschwitz
Sara David Trompetter, te Sobibor
Flora Alexander Zilverberg-Trompetter, te Sobibor
David Gerrit Trompetter, te Sobibor
Louisa Trompetter-Bremer, te Sobibor
Aaltje Mozes Polak-Trompetter, te Auschwitz
Hartog Mozes Trompetter, te Sobibor
Mozes Hartog Trompetter, te Auschwitz
Vogeltje Trompetter-Hammelburg, te Auschwitz
Henri Mozes Trompetter, te Auschwitz
Nico Mozes Trompetter, te Auschwitz
Johanna David Trompetter, te Sobibor
Henriette David van Oosten-Trompetter, te Auschwitz
Henderika Heiman Lezer-Trompetter, te Sobibor
Rachel Heiman Cohen-Trompetter, te Sobibor
Salomina Heiman van Delft-Trompetter, te Sobibor
Gerson Hijman Trompetter, te Auschwitz
Saartje Trompetter-Haas, te Auschwitz
Hijman Gerson Trompetter, te Auschwitz
Sientje Trompetter-Brandon, te Auschwitz
Gerson Hijman Trompetter, te Auschwitz
Rebecca Hijman Kesner-Trompetter, te Auschwitz
Mozes Hijman Trompetter, te Auschwitz
Johan Sigfried Hijman Trompetter, te Auschwitz
Mozes Gerson Trompetter, te Auschwitz
Lea Kokernoot-Trompetter, te Auschwitz
Gerson Mozes Trompetter, te Auschwitz
Mozes Gerson Trompetter, te Auschwitz
Lea Hijman de Vries-Trompetter, te Sobibor
Mozes Hijman Trompetter, te Sobibor
Lazarus Mozes Trompetter, te Sobibor
Catharina Lazarus Trompetter, te Auschwitz
Bettje Lazarus Trompetter, te Auschwitz
Schoontje Frankenhuis-Trompetter, te Sobibor
Klaartje David Trompetter, te Auschwitz
Vrouwtje Simon Trompetter, te Auschwitz
David Joel Trompetter, te Auschwitz
Roselina Trompetter-van Wijnbergen (vrouw van David Joel), te Auschwitz
Joel Trompetter (zoon van David Joel en Roselina), te Auschwitz
Bram Trompetter (zoon van David Joel en Roselina), te Blechhammer
Westerbork

Monument in het voormalige kamp Westerbork ter nagedachtenis aan de Nederlandse Joden en Zigeuners die de concentratiekampen niet overleefden

Andere verwanten die zijn vermoord:
Eva Leiser-van Dantzig, te Auschwitz
Benjamin Leiser (man van Eva), te Auschwitz
Margaretha Hilsum-van Dantzig, te Sobibor
Andries Samuel van Wijnbergen, op straat te Moordrecht
Joseph Leo Zwecher, te Blechhammer
Moses Zwecher (vader van Joseph Leo), te Auschwitz
Taube Zwecher-Berhang (moeder van Joseph Leo), te Auschwitz
David van Dantzig, te Auschwitz
Wilhelmina Jacoba van Dantzig-Catz (vrouw van David), te Auschwitz
Louise Catz-van Dantzig, te Auschwitz
Abraham van Dantzig, te Auschwitz
Anna van Dantzig-de Kadt (vrouw van Abraham), te Auschwitz
Albert Joseph van Dantzig, te Auschwitz
Eva van Dantzig, te Sobibor
Hermina Cato van Dantzig-van Dantzig, te Auschwitz
Marianne van Gelder-van Dantzig, te Sobibor
Hanne van Dantzig-van Gelder, te Sobibor
Sibbeltje van Dantzig-van Gelder, te Sobibor
Vroukje van Gelder-van Dantzig, te Sobibor

Overveen memorial
Één van de gedenkstenen in de duinen bij Overveen.

Historische context

Voor Nederland was de tweede wereldoorlog een oorlog na eeuwen van vrede. Net als ten tijde van de eerste wereldoorlog wilde het land niet in de oorlog betrokken worden, maar Duitsland had andere plannen. Van mei 1940 tot mei 1945 werd Nederland bezet door Duitsland. De bevolking heeft hier serieus onder geleden, vooral gedurende de laatste oorlogsjaren.
Er werd verzet georganiseerd, maar het totaal aantal mensen dat actief is geweest in het verzet is waarschijnlijk niet hoger geweest dan 10.000. Jaarlijks vindt er nog een herdenking plaats op de plek waar 215 verzetsmensen werden gefusilleerd in de duinen van de Waalsdorpervlakte, bij Den Haag.
Kort na de oorlog werden in de duinen bij Overveen en Bloemendaal de lijken van 422 geëxecuteerden - voornamelijk verzetsstrijders - gevonden, onder hen Johannes Post.
Alle verzetsdaden werden vergolden op onschuldige Nederlandse burgers. Zo werden bijvoorbeeld na een aanslag op de SS- en politie commandant Rauter, nabij de Woeste Hoeve bij Apeldoorn, 117 onschuldige Nederlanders geëxecuteerd. Na een soortgelijke aanslag bij Putten, werden 100 huizen afgebrand en alle 616 mannen van het dorp afgevoerd naar Duitse concentratiekampen, 552 van hen hebben dit niet overleefd.
Vanaf 1942 werden Nederlandse mannen (uiteindelijk een totaal van 400.000) gedwongen om in Duitse fabrieken te werken, "de Arbeitseinsatz". (Arbeitseinsatz was ook het excuus dat werd gebruikt om Joden te arresteren en naar zogenaamde werkkampen te sturen). In 1944 organiseerden de Duitsers zelfs razzia's om Nederlandse mannen voor dit doel op te pakken.
Toen eind 1944 de geallieerde strijdmachten besloten om direct door te stoten naar Duitsland en het grootste deel van Nederland onder Duitse bezetting te laten, brak voor de bevolking een verschrikkelijke hongerwinter aan. Afgesneden van alle voedselbronnen begonnen mensen aan zwerftochten om voedsel te verzamelen. Ongeveer 15.000 mensen zijn die winter van honger gestorven.
Ondanks dit alles moet geconcludeerd worden dat de rol die veel Nederlanders gedurende de oorlog gespeeld hebben een zwarte bladzijde uit onze geschiedenis is. Geschat wordt dat meer dan een half miljoen mensen in zekere mate hebben samengewerkt met de bezetters. Veel Nederlandse politieagenten waren direct betrokken bij de razzia's tegen Joden. Alle bijna 100 deportaties over het spoor van Joden naar concentratiekampen zijn precies volgens schema verlopen.
Voor mij heeft dit duidelijk gemaakt dat veel van de betrokkenen geen verantwoordelijkheid hebben gevoeld voor de gevolgen van hun daden.
Het Nederlands verzet werd pas van enige betekenis in de laatste twee oorlogsjaren, toen de Duitsers de razzia's voor de "Arbeitseinsatz" organiseerden en de meeste Joden al waren vermoord.
Zeker het is makkelijk om achteraf een oordeel te vellen, en zeker het moet heel lang geduurd hebben voordat mensen beseft hebben dat hun Joodse medeburgers meedogenloos werden vermoord, toch blijft het pijnlijk om te constateren dat van de totale Joods-Nederlandse bevolking 75% de oorlog niet heeft overleefd. Dit percentage is een van de hoogste van alle landen die in WW2 betrokken waren.
Wat de Holocaust ons heeft duidelijk gemaakt is dat de toegenomen organisatiegraad van de mensheid in de 20e eeuw niet alleen een krachtig instrument kon zijn om aan een betere wereld te bouwen, maar ook een instrument kon worden dat in staat was om niet eerder vertoonde gruwelen te verrichten.
Laat de Holocaust een hele belangrijke les zijn die we onze kinderen leren, waarin we wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van ieder individu voor zijn eigen daden. Èn:
Laten we ons ten doel stellen elkaar te helpen, ongeacht ras, religie en seksuele geaardheid.


back forward