Laatst gewijzigd 16 okt 2023
De crisisjaren
Het verhaal van onze grootouders, die werden geconfronteerd met economisch onzekere tijden.
Henny heeft haar Joodse grootouders nooit gekend, alle anderen zijn in onze kindertijd gestorven op respectabele leeftijden. Bekend of niet, van hun levensgeschiedenis weten we eigenlijk maar weinig, hun wereld verschilt al zo enorm van de onze dat het moeite kost om ons in hen te verplaatsen.De grootouders van Henny
Eén van de zeldzame foto's van Rosalie van Wijnbergen en haar echtgenoot David Joël Trompetter, deze is genomen op vakantie in Zwitserland.
David Joël Trompetter was wat je noemt een self-made man. Hij was geboren in Beilen, maar verhuisde op jonge leeftijd naar Hoogeveen. In Hoogeveen richtte hij samen met zijn broer Herman een kleermakerij op en bezat hij vanaf 1917 een confectiewinkel / woonhuis annex kledingmagazijn aan de Hoofdstraat.
Bovendien was hij bestuurder van diverse openbare instellingen:
- Penningmeester van de Israelitische Gemeente van 1940 tot 3 oktober 1942
- Penningmeester van de feestcommissie voor de viering van het 40-jarig bestaan van de Hoogeveensche Synagoge, in juni 1904
- Voorzitter der Commissie van Toezicht op het Godsdienstonderwijs van de N.I. Gemeente te Hoogeveen, van 1925 tot 1933
- Bestuurslid (o.a. penningmeester) van het Rode Kruis afdeling Hoogeveen van december 1936 tot maart 1942
- Bestuurslid (eerst secretaris, vanaf 1926 als voorzitter) van de Hoogeveensche Handelsvereeniging, in de periode van december 1910 (oprichting) tot 1937. De vereniging beoogde de belangen van de Hoogeveense middenstand te verdedigen, met name in de strijd tegen de grote warenhuizen "die den kleinen middenstand uit de weg trachten te ruimen".
- Bestuurslid (o.a. vice-voorzitter) van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe - Afd. kleinbedrijf waarschijnlijk al vanaf juni 1926 tot 1940
- Lid van de Raad van Toezicht op de Hoogeveensche Jeugdherberg “Bij den Trommelslager” van 1934 tot 1940
- Voor het nazien van de spaarbankrekening van de “Vereeniging Plaatselijke Bloei” in december 1939
- Gemeente Hoogeveen - Lid van de Commissie van Toezicht op het Agentschap der Arbeidsbemiddeling van 1934 tot 1938
- Gemeente Hoogeveen - Lid van de Industriële Commissie van .. tot oktober 1930
Zijn spaargeld belegde hij vooral in hypotheken, met name in Berlijn, maar ook in Hoogeveen.
Hij trouwde op 14 juni 1916 met Rosalie van Wijnbergen, ze was geboren te Schoonhoven en woonde te Gouda.
Het huwelijk bracht 4 kinderen voort: Betty, Henny, Joël en Bram.
Betty en Henny vertrokken voor het begin van de oorlog naar Amsterdam. Joël was leerling aan de Hogere Textielschool in Enschede en woonde daar vermoedelijk bij een pleeggezin, Bram werd in juli 1940 toegelaten tot de Christelijke HBS te Hoogeveen. In december 1940 werd David Joël gedwongen zijn confectiezaak, knopengroothandel en handel in naaimachines over te dragen aan de firma OBECO van Otto Berning, die het bezit via de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H. liquideerde.
Na de zomervakantie van 1941 werden Joodse leerlingen niet meer tot de opleidingen toegelaten en keerde Joël terug naar huis. In juni 1942 schonk David Joël een fraai bewerkte Toramantel aan de N.I. gemeente ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijksfeest. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden de nog in Hoogeveen wonende David-Joël, Roselina, Joël en Bram gearresteerd en na een kort verblijf in Westerbork naar Nazi-Duitsland gestuurd. Van hen is niemand teruggekomen. Een korte beschrijving over hun lot staat op Een schaduw over de mensheid.
Betty en Henny zijn afzonderlijk gearresteerd en naar de concentratiekampen gestuurd, maar hebben deze overleefd.
Je kunt meer informatie en enkele foto's van hen vinden op het Joods Monument.
Bovendien was hij bestuurder van diverse openbare instellingen:
- Penningmeester van de Israelitische Gemeente van 1940 tot 3 oktober 1942
- Penningmeester van de feestcommissie voor de viering van het 40-jarig bestaan van de Hoogeveensche Synagoge, in juni 1904
- Voorzitter der Commissie van Toezicht op het Godsdienstonderwijs van de N.I. Gemeente te Hoogeveen, van 1925 tot 1933
- Bestuurslid (o.a. penningmeester) van het Rode Kruis afdeling Hoogeveen van december 1936 tot maart 1942
- Bestuurslid (eerst secretaris, vanaf 1926 als voorzitter) van de Hoogeveensche Handelsvereeniging, in de periode van december 1910 (oprichting) tot 1937. De vereniging beoogde de belangen van de Hoogeveense middenstand te verdedigen, met name in de strijd tegen de grote warenhuizen "die den kleinen middenstand uit de weg trachten te ruimen".
- Bestuurslid (o.a. vice-voorzitter) van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Drenthe - Afd. kleinbedrijf waarschijnlijk al vanaf juni 1926 tot 1940
- Lid van de Raad van Toezicht op de Hoogeveensche Jeugdherberg “Bij den Trommelslager” van 1934 tot 1940
- Voor het nazien van de spaarbankrekening van de “Vereeniging Plaatselijke Bloei” in december 1939
- Gemeente Hoogeveen - Lid van de Commissie van Toezicht op het Agentschap der Arbeidsbemiddeling van 1934 tot 1938
- Gemeente Hoogeveen - Lid van de Industriële Commissie van .. tot oktober 1930
Zijn spaargeld belegde hij vooral in hypotheken, met name in Berlijn, maar ook in Hoogeveen.
Hij trouwde op 14 juni 1916 met Rosalie van Wijnbergen, ze was geboren te Schoonhoven en woonde te Gouda.
Het huwelijk bracht 4 kinderen voort: Betty, Henny, Joël en Bram.
Betty en Henny vertrokken voor het begin van de oorlog naar Amsterdam. Joël was leerling aan de Hogere Textielschool in Enschede en woonde daar vermoedelijk bij een pleeggezin, Bram werd in juli 1940 toegelaten tot de Christelijke HBS te Hoogeveen. In december 1940 werd David Joël gedwongen zijn confectiezaak, knopengroothandel en handel in naaimachines over te dragen aan de firma OBECO van Otto Berning, die het bezit via de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H. liquideerde.
Na de zomervakantie van 1941 werden Joodse leerlingen niet meer tot de opleidingen toegelaten en keerde Joël terug naar huis. In juni 1942 schonk David Joël een fraai bewerkte Toramantel aan de N.I. gemeente ter gelegenheid van zijn 25-jarig huwelijksfeest. In de nacht van 2 op 3 oktober 1942 werden de nog in Hoogeveen wonende David-Joël, Roselina, Joël en Bram gearresteerd en na een kort verblijf in Westerbork naar Nazi-Duitsland gestuurd. Van hen is niemand teruggekomen. Een korte beschrijving over hun lot staat op Een schaduw over de mensheid.
Betty en Henny zijn afzonderlijk gearresteerd en naar de concentratiekampen gestuurd, maar hebben deze overleefd.
Je kunt meer informatie en enkele foto's van hen vinden op het Joods Monument.
Mary Stevens en Dominicus van der Harst, circa 1914.
We weten niet zo veel van Dominicus Petrus van der Harst en Mary Isabel Stevens. Dominicus werd geboren in Den Haag, maar verhuisde naar Engeland om daar te werken als kellner in een hotel. Waarschijnlijk bij het beoefenen van zijn werk ontmoette hij zijn toekomstige vrouw. Ze trouwden in 1914 in Londen en verhuisden naar Den Haag. In Den Haag werkte Dominicus als kellner in Hotel Centraal. Ze kregen twee kinderen, Albert Henry en Elisabeth Francisca. Voor een lange tijde woonden ze te Lindelaan 77, Rijswijk.
Met de familie van "grote" opa en oma aan het Brede Water tussen Rockanje en Oostvoorne in 1962.
Vlnr: nicht Thea met vriend Peter, tante Rien, oma Marie en opa Gerrit van Geest, neef Ruud met hond Asta, mijn moeder Ria, oom Frans met vrouw tante Adri, oom Henk, nauwelijks zichtbaar op de achtergrond mijn broer Frank en ik, Hans, op de voorgrond.
De grootouders van Hans
Als kind noemde ik de grootouders van mijn vaders kant "kleine" opa en oma, die van mijn moeders kant "grote" opa en oma. Gewoon vanwege het lengteverschil. De kleine woonde in de Mackaystraat, de grote in de Spiekmanstraat, allebei in Delft.Er waren nog al wat verschillen tussen de beide paren grootouders. Zo waren de kleine christelijk, de grote katholiek opgevoed. Mijn kleine opa was een middenstander, mijn grote opa een arbeider. De kleine hadden een kanari, de grote een hond als huisdier.
De beide families hadden nauwelijks contact met elkaar, het is niet helemaal duidelijk waarom, maar het schijnt dat het verschil in milieu de belangrijkste drempel vormde. Dit geeft een beetje de tijdgeest aan. Er waren ook nogal wat verschillen tussen de beide families. De familie van mijn kleine grootouders zag ik niet zo vaak, die van mijn grote grootouders zag ik bijna ieder weekend.
Omdat mijn grote oma en opa als weduwe en weduwnaar waren hertrouwd en al kinderen hadden uit hun vorig huwelijk was deze familie groter dan die van mijn kleine grootouders. Bovendien woonde slechts één oom van mijn vaders kant in Delft, een tante woonde in Den Haag een andere tante in Gorssel, bij Zutphen. Die laatste tante zagen we zelden, zo'n afstand legde je nou eenmaal niet zo vaak af.
Toen ik klein was woonden beide stiefomen van grote oma's kant, mijn stieftante van grote opa's kant en mijn oom van moeders kant (de twee laatstgenoemden woonden nog thuis) allemaal in Delft. Alle ooms en tantes hadden kinderen behalve mijn stieftante en oom van moeders kant, die waren ook nog niet getrouwd toentertijd. Al met al had ik een omvangrijke familie. Van alle kleinkinderen was ik de jongste.
Bij mijn kleine grootouders was het meestal stil. Ze zaten vaak samen in de huiskamer, mijn opa een sigaartje rokend, mijn oma aan de thee en/of bordurend. Bij mijn grote grootouders was vaak visite, mijn opa ging regelmatig op pad met de hond, mijn oma zat vaak thuis te breien of aan de kruiswoordpuzzel. Met mijn grote opa en oma ging ik wel eens op vakantie, naar Cadzand, Rockanje, Hellendoorn en Ugchelen. Ik kan me niet herinneren ooit iets met mijn kleine grootouders gedaan te hebben, behalve een enkel keertje uit eten.
Niet dat mijn kleine grootouders minder om hun kleinkinderen gaven, nee ze waren altijd heel aardig en geïnteresseerd, maar er was gewoon meer afstand tussen ons.
Mijn opa van moeders kant, Gerrit van Geest, was zo'n beetje de ideale opa. Hij was altijd vrolijk, speelde met ons, deed alles met ons. Mijn herinneringen aan de vele wandelingen met de hond, zijn volkstuintje, het boottochtje met de Spido rondvaart in Rotterdam, het knietje rijden als klein kind, allemaal zijn ze onvergeteljk. Hij was een buitenmens, en heeft zijn waardering voor de natuur onbewust op de best denkbare manier aan mij overgedragen. Regelmatig had hij iets met dieren, zo hield hij konijnen in een hok in de tuin, hij was ook fanatiek visser, meestal met zijn stiefzonen Jan en Frans Velden. Hij at ze overigens wel op, de vis die hij ving en de konijnen die hij hield, dat was vanzelfsprekend in die tijd.
Willem Johannes van den Bos
ten tijde van zijn huwelijk in 1912.
Elisabeth Jacoba Knip
ten tijde van haar huwelijk in 1912.
Willem Johannes van den Bos was van jongsafaan zadelmaker aan de Beestenmarkt te Delft (nu één van de leukste plekjes in Delft), een beroep dat verdween met het verdwijnen van werkpaarden uit de maatschappij.
Van mijn vader weet ik dat het moeten opgeven van zijn zadelmakerij een grote tegenslag is geweest in zijn leven. Door familie werd hij weliswaar geholpen om een groentewinkel op te zetten - aan de Hof van Delftlaan te Delft - die hij zonder bezieling heeft weten te handhaven.
Ook bekend is dat hij lid was van de vrijmetselarij (zie wikipedia), in hoeverre hij hierin actief is geweest is niet bekend.
Elisabeth Jacoba Knip was zijn vrouw, op de foto staat ze er knap op.
Van mijn vader weet ik dat het moeten opgeven van zijn zadelmakerij een grote tegenslag is geweest in zijn leven. Door familie werd hij weliswaar geholpen om een groentewinkel op te zetten - aan de Hof van Delftlaan te Delft - die hij zonder bezieling heeft weten te handhaven.
Ook bekend is dat hij lid was van de vrijmetselarij (zie wikipedia), in hoeverre hij hierin actief is geweest is niet bekend.
Elisabeth Jacoba Knip was zijn vrouw, op de foto staat ze er knap op.